Jacob
Grimm
afb.
1 Woonhuis van Jacob Grimm te Steinau
Jacob
Ludwig Karl Grimm werd op 4 januari 1785 in Hanau geboren. Een jaar
later op 24 februari werd zijn broer Wilhelm Karl geboren. In
1791 verhuist de familie Grimm naar Steinau (zie afb.1). Vader Grimm
was jurist.
De eerste jaren van hun leven wonen de broers in Steinau, en gaan ze
naar het lyceum in Kassel. Na Jacob en Wilhelm volgen nog drie broers
en een zusje. In 1796 sterft vader Grimm aan een longontsteking. Een
tante die hofdame in Kassel is ondersteunt de familie financieel.
Op
30 april 1802 begint Jacob aan een rechtenstudie in Marburg. Een jaar
later volgt Wilhelm hem.
In
januari 1805 vertrekt Jacob naar Parijs als hulp bij het bronnenonderzoek
van zijn docent Savigny; die bezig is met het beschrijven van de geschiedenis
van het Romeinse recht in de middeleeuwen.
Na enkele dagen wordt de scheiding van Jacob en Wilhelm al te veel,
en ze besluiten in het vervolg altijd samen te leven.
In de volgende periode begint hun lange lijst met publicaties. Van de
hand van Jacob verschijnt in 1811 Über den altdeutschen Meistergesang
en van Wilhelm Altdänische Heldenlieder, Balladen und Märchen.
In 1807 begonnen de broers met het verzamelen van gegevens uit mondelinge
overlevering, voor hun Kinder- und Hausmärchen (deel 1 in
1812 en deel 2 in 1815) waar ze grote bekendheid mee verwierven.
Met
de publicaties Deutsche Grammatik, de Deutsche Mythologie
en de Deutsche Rechtsalthertümern schiep Jacob baanbrekende
werken.
Wilhelm
Grimms belangrijkste werk verschijnt in 1829: Die deutsche Heldensage.
Tussen
1829 en 1839 waren beide professor in Kassel. In 1837 komen ze in politieke
aanvaring met koning Ernst August van Hannover, en worden uitgewezen.
In
1840 worden de broers door de nieuwe pruisische koning Frederik Wilhelm
IV naar Berlijn gehaald als medewerkers aan de Academie voor Wetenschap
te Berlijn.
Jakob
Grimm sterft op 20 september 1863 in Berlijn, Wilhelm op 16 december
1859. Ze zijn begraven op het St.-Matthäus-kerkhof in Berlijn-Schöneberg.
Het
grootste deel van de "huisbibliotheek" van Jacob en Wilhem
bevindt zich in de universiteitsbibliotheek van de Humbolt-universiteit
in Berlijn. De collectie bestaat uit ongeveer 5500 boeken. De wetenschappelijke
waarde van de boeken wordt vergroot door de vele onderstrepingen en
aantekeningen in de kantlijnen.
Prof.
Dr. Uwe Meves van de Universiteit van Oldenburg schrijft in een persverklaring
(deze verklaring is op het internet te lezen, zie links
pagina) van april 1999 het volgende over Jacob Grimm::
Jacob
Grimm gilt hier eher als ein genialer Außenseiter, der, ohne theoretische
Begründung seiner Forschungskonzeption(en), ständig seine
wissenschaftlichen Rollen wechselte und sich niemals endgültig
entschied, "ob er als Mythologe, Romantiker, Prähistoriker,
Sammler, Philologe, Grammatiker oder Lexikograph gelten wollte"
(Ulrich Hunger). Er hinterließ ein gewaltiges, geradezu erdrückendes
wissenschaftliches Lebenswerk, dessen weit gespannter kulturhistorischer
Ansatz das Vorbild der (klassischen) Altertumswissenschaft erkennen
läßt. Es umfaßt, nach der heutigen disziplinären
Ausdifferenzierung, Arbeiten zur Sprach- und Literaturwissenschaft,
Volkskunde, Kunst- und Rechtsgeschichte, Ur- und Frühgeschichte,
Mittelalterlichen Geschichte, Religions- und Editionswissenschaft und
umgreift verschiedene Philologien, die Deutsche, Englische und Nordische
Philologie wie die Romanische und Mittellateinische, aber auch die Keltische,
Slavische, Baltische und Finno-Ugrische Philologie.
Jacob
Grimms correspondentie met Joost Halbertsma
De
broers Grimm hadden een omvangrijke correspondentie met wetenschappers
uit allerlei landen. Het aantal brieven wordt rond de 30.000 exemplaren
geschat.
Een van de correspondenten waar Jacob, over een periode van meer dan
25 jaar, mee schreef was de Fries Joost Hiddes Halbertsma. Deze brieven
zijn (niet integraal) gepubliceerd in het volgende werkje: "Briefwechsel
zwischen Jacob Grimm und J.H. Albertsma, uitgegeven door Dr. B.
Sijmons, 1885".
In deze uitgave staan 11 brieven van Jacob Grimm (tussen 1 juni 1830
en 28 juni 1856) en 11 brieven van Joost Halbertsma (tussen 20 mei 1830
en 3 juli 1858).
Grappig
is dat de brieven in het Engels, Frans, Duits en in het Nederlands geschreven
zijn. Hieronder haal ik enkele wetenswaardigheden uit die correspondentie
aan.
Blz 9-10
In Friesland werden takken van de vlierstruik gebruikt voor het verwijderen
van vuiligheid uit darmen van geslachte beesten. Halbertsma vertelt
Grimm dat de richting waarmee de Vlier van haar bast ontdaan werd van
beneden naar boven toe gebeurde, als de darmen van onder naar boven
toe schoongemaakt werden. En dat de bast van boven naar beneden verwijderd
werd indien het schoonmaken anders om gebeurde.
Daarna vertelt hij dat deze overeenkomende volgorde in het Friese bijgeloof
niet de regel is. Alles werkt echter tegen de draad in. Droomt men van
een bruiloft dan gaat men spoedig dood; en droomt men van een begrafenis
dan staat een huwelijk voor de deur.
Blz
11
Halbertsma vertelt dat professor Reuvens hem in de Dom van Utrecht een
runeninscriptie heeft laten zien die hij lezen kon.
Blz
14
Grimm vertelt dat hij de Deutsche Mythologie bijna af heeft,
en dat hij Halbertsma ook een exemplaar toestuurt.
Blz
14
Halbertsma deelt mee dat er geen paasvuren in Friesland ontstoken worden,
en dat er bijzonder weinig sprookjes verteld worden. Hij vertelt dat
het gezonde verstand der Friezen reeds vroeg de ergste bijgelovigheden
verworpen heeft.
Blz
15
Grimm stuurt de Deutsche Mythologie toe; de inhoud ervan berust
op volgens hem op 2 punten:
1. De identiteit van Noordse en Duitse mythologie
2. De samenhang aantonen tussen de oudste getuigenissen over de Wodanscultus
en de berichten van Tacitus daaromtrent
Blz
16
Grimm vraagt Halbertsma of hij hem kan inlichten over "woenspanne"
en "woenlett".
Blz
16
Halbertsma ontvangt de Deutsche Mythologie en kondigt het werk
aan in Kunst en Letterbode
Blz
16
Halbertsma wijst op de nog aanwezige bijgelovigheden van mensen op de
vaart in Friesland. En dat er verhaald wordt over een mythologische
verdronken hoofdstad van het Friese koningrijk in zee voor Stavoren.
Blz
16
Halbertsma vertelt dat op dezelfde plaats waar boeren "witte wiven"
vermoeden "oud-Germaansche grafheuvels" gevonden worden.
Blz
17
Halbertsma vraagt of het boek van Bolhuis, "over de invallen der
Normannen in Nederland" (De Noormannen in Nederland, Utrecht
1834) ook in het Duits overgezet gaat worden.
Blz
23
Grimm vertelt dat hij nieuwe goden ontdekt heeft, waaronder Phol (cultus
in Thüringen en Beieren)
Blz
24
Grimm nodigt Halbertsma uit voor de eerste "germanistenversamlung"
in Frankfurt am Main in1846. Halbertsma bezoekt deze.
Blz
25
Grimm vertelt dat hij ontevreden is over de kwaliteit van het werk van
D. Buddingh (Verhandelingen over het Westland, ter opheldering der
Loo-en, Woerden en Hoven, benevens de natuurdienst der Friezen en Batavieren,
1844)
Joost
Hiddes Halbertsma, geboren in Grouw, van 1822 tot 1856 dominee in
Deventer, overleed in 1869. Hij was een van de beste taalkenners van
zijn tijd. Naast schrijver was hij dialect onderzoeker, cultuurhistoricus
en schrijver van het Fries woordenboek
Samen met zijn broer Eeltje streefde Joost Hiddes naar de wederopstanding
van het Fries als litteraire taal. Door hun verhalen als "de Lape
Koer fen Gabe Skroor" uit 1822, is dit wonderwel gelukt.
Daarnaast heeft Joost Hiddes zich ook bezig gehouden met mythologie,
zeden en gebruiken en oudheidskunde. Zo verschenen van zijn hand: de
Witte Wiven 1837, Paascheijeren 1840, Avoort 1841, de frissche Lucht
1844, de Ring van Epe 1849 en Ringmunten en Oorijzers 1853.
|